In de installatie van Ellen Schroven, Onze jours/onze dagen (2014) hebben tijd en de elementen hun werk gedaan met het geheugen en met het materiaal, met de dragers alleszins, al is de grens tussen drager en boodschap, medium en inhoud hier vervluchtigd, ja letterlijk verbleekt. Elf bladen carbonpapier met moeilijk leesbare of zichtbare tekst/beeld, elf bladen roze gekleurd papier, gebleekt door de zon en in elf duo’s bevestigd aan de muur met kopspelden, zijn de ietwat cryptische getuigen van een verborgen anekdotiek. Schroven maakte tijdens een elf dagen durende wandeling door Parijs foto’s van wat haar intrigeerde. Voor die bewaard konden worden op haar pc werd het fotoapparaat gestolen. Het besluit om de wandeling over te doen en opnieuw foto’s te nemen, leidde tot frustratie. De oorspronkelijke spontaneïteit sloeg door het verlangen naar reconstructie en herhaling om in kunstmatigheid en onvrijheid. Maar tussen de verloren fotoreportage en de mislukte poging tot restitutie had Schroven intensief haar geheugen op de proef gesteld en notities en schetsen gemaakt. Haar project ontpopte zicht tot een rouwproces dat zich gaandeweg van een onbevredigende herhaling en restitutie tot het relaas van een geheugenoefening ontwikkelde. Het originele fotografische beeld geldt nu als voorgoed verloren. De gekleurde bladen die respectievelijk één tot elf dagen aan zonlicht werden blootgesteld, tonen door hun graduele verkleuring de graad van vergetelheid die zich ook in de geschreven en getekende reconstructie van de ‘verloren tijd’ manifesteert. Wie aandachtig kijkt/tuurt, de juiste hoek vindt, kan in het carbon als in een palimpsest de vervluchtigende sporen van woorden en tekeningen ontwaren. Maar de dynamiek van dit werk is er een die het restitueren en vasthouden verzoent met het loslaten en uitwissen, die het falen van de herinnering als werking van de tijd omarmt: een proces van transitie dat niet ophoudt. 

Fragment uit Tabula Rasa of De heldere kamers van de melancholie (beschrijvingen, reflecties, interpretaties) van Bart Philipsen, verschenen in het boek Framing Melancholy (2016).

 


© Ellen Schroven 2024