Le cordon ombilical qui relie l'oeuvre d'art à la totalité de notre problématique n'a pas été coupé, le sang du mystère continue à circuler librement, veinules et artérioles vont se perdre dans la nuit environnante, et en reviennent chargées de fluide ténébreux.
Bruno Schulz, in: L’enfant de la nuit
[ ... ]
V r i j d a g – Ik vraag me af wat er zou gebeuren als Schulz’ knoop wél ontward zou raken en als Paveses leven wél in de plooi zou vallen. Als het onmogelijke plots toch mogelijk zou worden. Allicht is dat het einde van een melancholische dans. Maar zou het echt een troostend einde zijn? Want als daarmee tevens het einde van de schoonheid en de kunst wordt ingeluid is dat wel een erg hoge prijs die moet worden betaald. Misschien verlangen kunstenaars en dagboekschrijvers niet minder naar ontroostbaarheid dan de melancholici zoals Freud die kende.
Als ik mijn mailbox openklik, verschijnt er een nieuw bericht van een vriendin. Het bevat geen woorden, maar wel foto’s van tekeningen. Ik weet nog steeds niet wat melancholie is, maar deze beelden zijn zo licht en uitbundig dat ze alles lijken te zijn wat melancholie niet is. Het zijn geen verhalen, enkel kleuren die genoeg hebben aan zichzelf. Ik rol grote vellen papier uit op de grond, zoek mijn verf en begin te schilderen.
Melancholie is een woord dat zich van medium heeft vergist. Een woord dat liever een beeld had willen zijn, maar slechts door een toevallige speling van het lot aan de kant van de woorden is beland. Wat als het lot echter de melancholie gunstig gezind was geweest en er een beeld van had gemaakt? Hoe zou dat er dan uitzien? Zou het eenduidig leesbaar zijn? Een beeld zonder contouren? Een gelaagd beeld. Dat in elk geval. En wellicht ook grijs. Niet het grijs van de middelmaat. Geen dof, saai, oppervlakkig grijs dat wordt verkregen door zwart en wit te mengen. Eerder het grijs van het overgenuanceerde. Een grijs dat wordt bekomen door alle kleuren samen te voegen. Een grijs door een teveel aan kleur eerder dan een tekort. Een grijs dat warm en koud is tegelijk, licht en donker in één. Het soort grijs dat op een doek wordt ingezet om diepte te creëren. Dat slechts bestaat bij gratie van alle andere kleuren. Een grijs dat zich langzaamaan opbouwt onderin de pot white spirit waarin een schilder zijn penselen proper maakt. Het bezinksel, de rest, het overbodige, het nutteloze, het storende. Sommige schilders zetten dat bezinksel echter opnieuw in. In een volgend werk. Bij de start van een schilderij. Ze gebruiken het als grondlaag om niet op een dreigend wit vlak te moeten starten. De tint is uniek. Hij kan nooit opnieuw worden samengesteld. Het is een toevallige combinatie van beslissingen uit het verleden. Het is de kleur van het verleden, als ondergrond voor taferelen van de toekomst.